Huwelijk
|
|
Fam E.J. de Groot jr samen met zijn neef Gerard W. de Groot en diens vrouw To Peppink op hetzelfde schip, maar waren zich hiervan blijkbaar niet bewust (geen vermelding hiervan in haar boek en Elsje de Groot, toen 8j weet hier niets van) . Uit: Het Nieuws van de Dag voor Ned.-Indië,14 sep 1939 |
||
Uit: De
Sumatrapost, 13 sept 1939 met M.S. de "Oranje"
van Nederland naar Indië om de kaap De Goede Hoop |
Uit: De Sumatrapost,
27 jan 1939 |
||
J.J. de Groot (ipv
E.J. de Groot) vertrekt voor verlof naar Nederland Uit: De Sumatrapost, 27 jan 1939 |
Uit: De Sumatrapost, 2 okt
1939 Société Internationale de Plantations et de Finance (SIPEF) NV Tolan Tiga |
Havenplaats Belawan, plaats Pematang Siantar
en het nabijgelegen
Dolok Ilir (adres van de palmolieplantage Perlabian)
Egbert Johannes de Groot Jr vertrok in 1920, op 21 jarige
leeftijd, naar Sumatra. Voor zijn vertrek waren zijn zusters Carolina
Johanna Wilhelmina (28j) en Johanna Egberdina (23j) beiden in 1918 overleden.
Op 1 juni 1926 kwam hij over om het jubileum van zijn vader mee te maken (zie de pagina over Indisch Verlof >>). Tijdens
zijn terugreis naar Indië maakte hij kennis met Désirée Hardie, met wie hij in
december dat jaar trouwde in Indië. Zij was pianolerares en ging met het gezin
van één van haar leerlingen naar Nederlands Indië om hun kinderen daar te onderwijzen.
Désirée met haar kinderen Carla en Elsje achter de vleugel, ca 1934
Egbert de Groot (ca 1927), trotse bezitter van een
Chevrolet Touring, bouwjaar 1922
(aldus Hans Jurriëns via Conan)
Egbert (ca 1934) met Carla en Désirée (met haar zus?)
Na 6 jaar (1933) kwam hij met zijn vrouw en twee dochtertjes voor een periode van 3 maanden over naar Den Haag (zie de gezinskaart). Zijn zuster Willy zou dat jaar in het ziekenhuis overlijden aan tbc. Zijn vader was reeds 4 jaar eerder overleden (1929).
Er is een brief uit 1938 bewaard gebleven waarin hij over zijn verlof in 1933 en aanstaand verlof in 1939 schrijft.
En 6 jaar later kwam hij in 1939 weer over (zijn vrouw en kinderen waren al in 1938 overgekomen). Wat was er nog over van zijn familie?:
Alleen nog zijn moeder (77j), zijn (zus Suus (48j) en zus Dien (42), de laatste
in scheiding.
In 1939, net vóór de oorlog,
vertrok hij met zijn gezin weer naar Sumatra. Volgens dochter Elsje werd
er toen al over de oorlog gesproken. Zij woonden op de palmolieplantage
Perlabian met als adres Dolok Ilir in Pematang Siantar. De dochters Carla
en Elsje gingen op kostschool in Brastagi. Dat was een plantersschool
(Planters School Vereniging PSV) onder Nederlandse leiding. In Brastagi
had de Sipef ook een vakantiehuis voor het personeel. Het lag in de bergen
en het was er aangenaam koel.
In de oorlog werd de kostschool een kamp waar de hele familie werd ondergebracht. Egbert Jr mocht terugkeren op de plantage om het bedrijf draaiende te houden. Later belandden zij toch weer in een jappenkamp (Bangkinang?), de mannen gescheiden van de vrouwen. Op het eind van de bezetting werden alle geïnterneerde burgers naar twee kampen in de binnenlanden verplaatst, mogelijk ook deze familie. Zij hebben het alle vier overleefd.
Dit in tegenstelling tot zijn neef Gerard Wilhelm de Groot, die in 1943 in Burma/Thailand overleed aan dysenterie. Zie verder ►
Na de
oorlog mochten zij vanwege de slechte gezondheid van Egbert Jr en dochter
Elsje met de eerste boot (16 mrt 1946, waarschijnlijk met De Nieuw Amsterdam)
mee naar Nederland
(10 apr 1946), aankomst in Rotterdam.
Ze zijn in Naarden-Bussum gaan wonen. Egbert had in Naarden vóór de oorlog een aantal huizen gekocht als pensioensvoorziening. Daarna heeft Egbert Jr
als administrateur gewerkt in Enschede .
De gezondheid van Egbert Jr was door suikerziekte en malaria niet goed. Op woensdag 26 december 1956, 57 jaar oud, overlijdt hij in Naarden aan leverkanker.
Overlijden van E.J. de Groot Jr
Uit: Het Nieuwsblad van Sumatra, dinsdag 8 januari 1957
Gezinskaart van E.J. de Groot Jr in Den Haag, Kiplaan 6. Bron: Wiewaswie
Inschrijving 14 juni 1933, vertrek naar Indië: 7 sept 1933.
Hij was hier met zijn gezin op verlof, waarbij hij afscheid moest nemen van zijn zusje Willy die op 28 juni overleed.
Het pand op Kiplaan 6 was toen pas 4 jaar oud: gebouwd in 1929, het begin van de crisistijd (1929-1940)