Na de capitulatie keerde hij op 31 mei 1945 terug in Amsterdam, waar hij op 18 juni door de BS werd staande gehouden. Wegens zijn zwakke gezondheidstoestand mocht hij nog even thuis verblijven. Vervolgens werd hij op 18 juli op last van de Militaire Commandant van Amsterdam door de hulppolitie als politieke delinquent gearresteerd en eerst in de Stadstimmertuin en later op de Levantkade geïnterneerd. Daar werden veel NSB-ers en andere landverraders, of mensen die daarvan verdacht werden, onder slechte omstandigheden vast gehouden. Daarna zouden nog Bakkum, Hoorn en de Da Costakade in Amsterdam (“Bewarings- en Interneeringskamp”) volgen.
Nationaal Archief: Arrestatie, processtukken etc. >>
Bab moest zich voor een Tribunaal verantwoorden. Dit was een onderdeel van de Bijzondere Rechtspleging die – voorbereid in de Regering in Londen – déloyaal gedrag en oorlogsmisdaden moest vervolgen en veroordelen. SS-ers en NSB.-ers die hulpverlening aan de vijand hadden gepleegd, in Duitse krijgsdienst waren getreden dan wel op andere wijze collaboreerden, werden berecht door de Bijzondere Gerechtshoven en konden worden bestraft met de dood, levenslang of gevangenisstraf tot 20 jaar. De Tribunalen practiseerden administratieve tuchtrechtspraak en waren bedoeld voor Nederlanders die gedurende de oorlog gedrag vertoond hadden dat ‘de afkeuring van iedere goede vaderlander verdiende’. Zij konden maatregelen nemen als internering, ontzetting uit rechten en verbeurdverklaringen. De samenstelling ervan bestond uit een jurist-voorzitter en twee juridische leken. Er was geen aanklager bij betrokken noch een advocaat, hoger beroep was niet mogelijk. Het ging eerder om wraak dan om rechtspraak. De wachttijden waren lang - met als gevolg dat veel interneringen werden opgelegd die in tijd gelijk waren aan het voorarrest. Dat overkwam ook Bab.
Materiaal voor de zitting werd geleverd door de BS, de Politieke Opsporings Dienst (POD), de Politieke Recherche afd. Amsterdam (PRA) en door onbezoldigde agenten van de Gemeentepolitie, die interviews hielden met naastbetrokkenen en daar verslag van deden.
Inhoud van dit materiaal over Bab :
▪ moeder, Elizabeth de Groot-van Kesteren de Führer afgelegd. : “het is een keurig oppassend mens, die reeds vele tegenslagen in zijn leven heeft gehad. Kort na zijn huwelijk in 1931 kwam hij werkeloos, waardoor moeilijke jaren volgden zonder uitzicht op een vaste betrekking. Hij pakte letterlijk van alles aan, doch niets was van blijvende aard. Hij had een afschuw van steun te ontvangen, of dit door Maatschappelijke Steun of door naaste familieleden zou worden verleend (....) De jaren van armoede en tegenslagen vormden voor hem helaas een voedingsbodem voor de vooze beloften van de N.S.B., waarvan hij lid werd en is gebleven tot eind september 1941.(...) Het is een man met een slappe wil en een beperkt 5 denkvermogen, die de doelstellingen nooit voorzien heeft, voordat hij deze van nabij leerde kennen. Hij was alleen lid geworden omdat hij de mening was toegedaan, dat zij de sociale misstanden, die hij zelf voelde en die hier voor de oorlog heersten, zou opheffen. Hij heeft bedankt als lid op sterke aandrang van zijn echtgenote en mij. Mijn zoon werd later door het plotselinge overlijden van zijn vrouw geheel uit evenwicht geslagen en werd meer en meer stuurloos en onredelijk in de omgang. Zijn werkgeefster, de Kas Vereeniging, verstrekte korte tijd daarna, gehoorzamend als helaas zoveel andere instellingen aan het Gewestelijk Arbeidsbureau een lijst van die leden van het personeel, die krachtens hun leeftijd voor tewerkstelling in Duitsland in aanmerking kwamen.(...) Volgens zijn beweren heeft hij nimmer een militaire opleiding genoten. Gedurende zijn dienstverband bij de Org. Speer, noch anderszins, heb ik extra levensbonnen ontvangen. Ook geen kolen.”
● getuige Albert de Jong , collega bij de N.V. Kas Vereeniging: “... enige tijd lid van de N.S.B. is geweest. Wij hebben toen met hem fel gedebatteerd over politieke aangelegenheden, waarbij wij ons nimmer in acht namen, omdat wij ervan overtuigd waren, dat hij geen verraad zou plegen. Propaganda voor de N.S.B., noch voor één van haar nevenorganisaties heb ik hem nooit horen of zien maken. Tijdens één zijner, hier ter stede doorgebrachte verloven, bemerkte ik dat hij volkomen van zijn nationaal- socialistische ideeën genezen was”. ● getuige Harmen Klinkenberg , eveneens collega: ‘het was een oppassend mens en een prettige kerel in den omgang. (....) hij kwam af en toe met verlof thuis en ook wel op kantoor. Tevens vertelde hij dat hij door de opgedane ervaringen daar anti-Duits was geworden. (...)volgens mijn mening geen landverrader.
● Brief van Dirk Blom, zwager van Bab:
Ondergetekende, D. Blom, wonende aan de Bilderdijkstraat 43 te Amsterdam, komt tot u met mededelingen, die mij bekend zijn omtrent B. de Groot, thans vertoevende in het kamp te Bakkum, in afwachting van zijn vonnis.(...) Verschillende malen heb ik hevig met hem van gedachten gewisseld omtrent doel en streven van de N.S.B. en die mij “kennen” weten dat ’t niet mals geweest zal zijn. Ik heb hem meerdere malen na die datum van bedanken gesproken en er was een ander geluid dat ik hoorde. Hij stemde toe dat de N.S.B. anti Nederlands was en verfoeide de genomen maatregelen en liet zich ook afkeurend uit over de Joden vervolgingen. Hij verklaarde dat zij in strijd zijn met de Christelijke levenshouding. Nooit heeft hij een uniform der N.S.B. gedragen en of lid geweest van een der nevenorganisaties der partij, zoals W.A., Landwacht of Landstorm of Winterhulp. Nooit lectuur of brochures te koop aangeboden. Als goed Nederlander durf ik mij tot U te wenden met het verzoek hem met spoed te berechten daar zij gezondheid van dien aard is, dat onnodig vasthouden funest voor de rest van zijn leven is. De aan ommezijde vermelde heeren, kunnen U omtrent mij inlichten en verklaringen over mijn betrouwbaarheid vermelden.(...)
(....) ik heb zelfs ongeveer een jaar gewerkt als taxichauffeur te Zaandam om in het levensonderhoud van mijn gezin te voorzien. Op 27 april 1936 is het mij door een relatie gelukt een betrekking te krijgen als conciërge van de N.V. Kas Vereeniging, gevestigd Doelenstraat 20-22 te Amsterdam. Mij salaris bedroeg f 25,- per week, plus vrij wonen, vuur en licht. In juno 1940 ben ik tegen de wil van mijn echtgenote en verdere familieleden lid van de N.S.B. geworden en wel, omdat ik meende, dat zij de sociale misstanden, die hier voor de oorlog heersten, zou opheffen. Tijdens mijn lidmaatschap betaalde ik 50 cent contributie per maand en was geabonneerd op ‘Volk en Vaderland’. Van een nevenorganisatie der N.S.B. was ik nimmer lid en ik heb voor geen enkele fascistische organisatie propaganda of reclame gemaakt. Ik heb ook nooit iemand aangebracht of verraden voor anti-fascistische of anti-Duitse uitlatingen of handelingen waarvan ik wel kennis droeg. (....) Daar ik goed chaufferen en typen kon, ben ik toen door hen ingedeeld bij de Organisatie Speer als kantoorbediende. Mijn werkzaamheden bestonden uit het bijhouden van een kaartsysteem, tegen een salaris van f 166,50 per maand. Ik kreeg van deze organisatie een uniform en werd verplicht het te dragen, hetgeen ik ook inderdaad heb gedaan. Mijn familieleden hebben nimmer extra levensmiddelen of kolen door middel van mijn functie gehad. Ik heb geen wapens gedragen en geen militair onderricht genoten, noch minder heb ik de eed van trouw aan 6 de Führer afgelegd. (...) Ik erken oorspronkelijk gefaald te hebben, doch ik hoop spoedig in vrijheid gesteld te worden om het bewijs te leveren dat ik ondanks mijn gemaakte fouten een goed Nederlandsch staatsburger ben. Meer kan ik niet verklaren”.
Dagvaarding Barend de Groot Beschuldigd van:
Barend de Groot erkent sub 1: Duitsland gebruikte het Nationaal Socialisme om ons mee te krijgen ten einde mee te kunnen doen aan de beestachtigheden in Europa. Ik voel me daar schuldig aan. In 1942 stond ik bij de Kas Vereeniging waar ik werkzaam was, blijkbaar als N.S.B.-er bekend. Zij plaatsten mij als eerste op de lijst van hen die voor uitzending naar Duitsland in aanmerking kwamen. Ik ben niet vrijwillig gegaan. Ik heb bij de Organisation Speer administratief werk gedaan vanaf 1-2-1943 tot 5-2-1945.
Albert de Jong Verklaarde dat beschuldigde geen verrader was, dat hij nooit propaganda of reclame voor de N.S.B. heeft gemaakt, dat beschuldigde omstreeks 1943 volkomen van zijn nationaal- socialistische ideeën genezen was. Harmen Klinkenberg Dat beschuldigde een oppassend en prettig mens was; dat hij nooit propaganda of reclame voor de N.S.B heeft gemaakt; dat hij verklaarde door de opgedane ervaringen in Duitsland anti-Duits was geworden; dat hij geen landverrader is.
Gezien de navolgende processtukken:
Overwegende dat de in voormelde bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden
waarop de beslissing van het Tribunaal steunt, dat daardoor bewezen is verklaard dat de
beschuldigde zich op de in de bescheiden aangeven wijze heeft gedragen,
behalve t.a.v. hetgeen sub 2) der dagvaardiging ten laste is gelegd aan beschuldigde
– overwegende dat de beschuldigde daardoor geacht moet worden zich bewust te hebben
gedragen in strijd met de belangen van het Nederlandse Volk
- overwegende dat de beschuldigde nog tijdens de bezetting heeft ingezien dat hij zich
ten onrechte bij de N.S.B. aansloot
- overwegende dat gunstige verklaringen omtrent beschuldigde zijn binnengekomen
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen uitspraak doende: Bewezen onder art. 1 van het Tribunaal besluit, legt de navolgende maatregel aan
beschuldigde op:
1) Interneering tot 13 maanden en 14 dagen en daarop in mindering gebracht dat
beschuldigde vanaf 18 juli 1945 in vóór-interneering doorbracht, zodat de interneering
behoort te eindigen op heden, 2 september 1946
2) Ontzetting van het recht van kiezen en van verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk
voorschrift uitgeschreven verkiezingen
7
Bepaalt zooveel nodig dat het beheer over vermogen van beschuldigde een einde zal
nemen binnen dertig dagen nadat op deze uitspraak het ‘fiat executie’ is verleend
Aldus gewezen
Mr. H.M. Alvares Correa, voorzitter, P. Eiff, lid Mevr A. Mulder-de Ridder, lid.
Ter openbare zitting van 2 september 1946 uitgesproken door
Mr. H.M. Alvares Correa
Acte van Invrijheidsstelling 2 september 1946
Vermogensbestanddeel onder beheer van het Nederlands Beheers Instituut – Bureau
Amsterdam: Banksaldo f. 15,=; 1 vork
- dat alleen Bab’s lidmaatschap van de N.S.B. hem werd aangerekend.
- dat onmiddellijke invrijheidsstelling volgt (zie de eerder: heel gebruikelijk)
- geen vraagtekens bij activiteiten van Bab na 2 februari 1945
Vooral de periode 5 februari 1945 (met pleuritis in ziekenhuis) tot de capitulatie. Volgens eigen zeggen lag hij in een ziekenhuis in Berlijn, maar uit het dagboek van onze vader weten we dat hij de laatste maanden in Golling, Oostenrijk geweest is ( zie eerder over Golling ). Een raadselachtige mededeling wordt vermeld door broer Aart de Groot in zijn pleitbrief aan het Tribunaal: na de capitulatie voor de Amerikanen gewerkt, certificaat: “ zeer goede diensten bij repatriëring van duizenden landgenoten, met terzijdestelling van zijn persoonlijke belangen ” Waarom was dit certificaat niet aanwezig? Ook vermeldt Aart nog dat Bab in Duitsland ‘meerdere malen in levensgevaar was en dat hij één en andermaal al zijn bezit bij bombardementen verloor, die bovendien zijn zenuwgestel ernstig knauwden’.
Hij is in iedere geval niet oud geworden. Op 41 jarige leeftijd overleed hij. Z'n laatste woonadres was de M.H. Trompstraat 33 in Amsterdam. Daar woonde zijn moeder. Einde van een triest leven?
_______________________________________________________________
Geraadpleegd:
Nationaal Archief, CABR 2.09.09; inventarisnummers CABR 85401 Dossier 9502; CABR
19029. Archief van het Tribunaal: Parketstuk no 15
Informatie over de Bijzondere Gerechtshoven, de Tribunalen, de inrichting en
functioneren ervan, ontleend aan:
DE BIJZONDERE RECHTSPLEGING 1944-1952
Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs
Aspekt-monografie onder redactie van Perry Pierik
453 pagina’s
Henk Eefting
2007
Uitgeverij ASPEKT
8