Een Nederlandse kolonie in Archangel
Twee generaties lang, omstreeks 1650-1750, waren onze voorvaders kooplieden in Archangel.
Tot deze conclusie zijn we gekomen naar aanleiding van de volgende feiten:
- Uit de DTB-boeken in het stadsarchief van Amsterdam blijkt, dat de vrouw van Berend de Groot, Carolina Grondman een overgrootvader heeft met de naam Cornelis de Jongh (1744-1808), die geboren is in Archangel, en zoon is van Wouter de Jong (~1695 - ~1773).
- Bij het speuren op internet blijken er in Archangel verscheidene personen bestaan met de naam Wouter de Jongh.
- Een Wouter de Jong die zich in Archangel bezig hield met de handel in hennep. In een boek van Mr Jac. Scheltema wordt een rekest (1714) aangehaald, waarin Wouter samen met twee andere Hollanders, de voordelen van Archangel over St Petersburg opsomt. Dit als reactie op het feit dat Tsaar Peter de Grote de handel van Archangel naar de ijsvrije haven St. Petersburg wil verplaatsen (bevel in 1713). Deze zou de vader (*1670) kunnen zijn van Wouter geboren in ca 1695. Ook wordt deze Wouter de Jong genoemd in een historisch boek van Mr Jac Scheltema (1814) over tsaar Peter de Grote in Zaandam (1717).
- In een reisbeschrijving van Cornelis de Bruin wordt een aanzienlijk koopman in Archangel en Moskou genoemd: Wouter Ewouds de Jongh in 1701. De grootvader van Wouter (*1695) heet echter Cornelis in plaats van Ewout.
- In een overzicht van Veluwekamp staat een Wouter de Jong vermeld in de jaren 1737, 1742 en 1744. Die zou onze Wouter (*1695) kunnen zijn.
- Een notariële akte in Utrecht van 1752 met de namen van de broers Steffen en Wouter de Jong. De laatste zou de Wouter (*1695) kunnen zijn, die een voorvader is van onze overgrootmoeder Carolina Grondman.
- In het VOC-archief staat ene Wouter de Jongh uit Archangel vermeld die in 1731 is weggelopen (aan boord in 1729).
Het boek van Mr Jacobus Scheltema over de betrekkingen tussen Rusland en de Nederlanden waarin Wouter de Jong uit Archangel wordt genoemd:
Rusland en de Nederlanden
|
Het leven en werken van Mr Jacobus Scheltema zijn beschreven in:
- http://www.dbnl.org/auteurs
- http://www.historischcentrumoverijssel.nl/NR/rdonlyres/B3B89105-AE61-4879-8ECF-E652B989BFA8/0/12.pdf
- http://www.biografischportaal.nl/persoon/07382766
- http://www.historici.nl/retroboeken
Scheltema: bevel uit 1713
Transcriptie
(Blz. 84)
In 1713 kwam reeds bet bevel, dat alles, wat ooit uit de, in de nabijheid van
Petersburg, gelegen steden en gewesten, ter verkoop zoude worden aangeboden,
niet meer naar Archangel, maar naar de nieuwe stad moest worden gezonden. ZeIfs
moesten uit de verder afgelegen gouvernementen twee der toenmalige hoofdsartikels
van den Russische handel, de hennep en de juchten uitsluitender
wijze naar Petersburg worden gevoerd, doch hierin was, zoo
als wij reeds gezegd hebben, op aandrang der Staten-Generaal verandering
gemaakt.
WOUTER DE JONG en
twee andere Hollanders, hadden bij en te Wologda uitgestrekte inrigtingen
tot het bereiden van hennep, waar in wel vijf- en twintig duizend menschen
werk vonden, zij toonden later aan, dat de kosten der bewerking aldaar en
van den vervoer naar Archangel ongelijk minder waren dan het te Petersburg
zoude zij; dat de hennep door de vochtigheid aan de Neva zoude bederven;
dat de vaart op den Finschen zeeboezem gevaarlijk en onveilig, en de assurantie
van Petersburg hooger was, enz. (*) dan Peter nam (blz.85) geene tegenbedenkingen aan, en hij beantwoordde dezelve met dadelijk
na zijne terugkomst in den jare 1717 te bepalen, dat van alle Russische producten
slechts een derde deel naar Archangel mogte, maar dat twee derden naar Petersburg
moesten worden gebragt.
De voornaamste Russische kooplieden hadden reeds vroeger bevel ontvangen, om
zich in de nieuwe hoofdstad neertezetten, en aldaar hunnen handel te drijven;
zij zagen het leed der verhuizing eenigszins verzacht doordat er gemakkelijke
woningen en ruime pakhuizen aan hen werden bezorgd. De binnenlands wonenden
vonden weldra hunne rekening bij het verleggen van den weg des handels: zij
konden twee reizen in het jaar naar Petersburg doen, terwijl de afgelegenheid
van Archangel hun maar eene veroorloofde. De nabijheid van meerdere kooplieden
en handelsplaatsen aan de Oostzee vermeerderde ook den kans van aftrek en voordeel
(*).
En op pagina 302 tot en met 306:Vele andere bezwaren, de moeite met de (blz 302 ) hofstad,
de monopoliën, enz. enz. roerde men insgelijks aan en geen punt werd vergeten,
dan wij kunnen onmogelijk alles vermelden.
Deze memorie werd aan DE BIE gezonden om dezelve over te leveren; de laatste
verrigtte zulks op de beste wijze. Hij vergezelde de memorie met eenen zeer
beleefden brief, waarbij aan de redenen, aangaande het belang van Rusland zelf
tegen dezen maatregel, zoo als zij in de memorie was vermeld, eene nieuwe kracht
werd bijgezet door hetgene er inmiddels was voorgevallen.
In den beginne van het jaar, had de Czaar reeds eenige verklaring gegeven van
zijne bij herhaling uitgevaardigde bevelen omtrent alle goederen, en hierbij
gezegd, dat deze bevelen alleen betrekkelijk waren tot de juchten en den hennep,
alsmede tot de koopwaren, van welke de Czaar de monopolie aan zich had gehouden,
met name, de kaviaar, potasch, weedasch, borstels en rabarber.
Omtrent het koren en de andere Moscovische waren werd nu de vrijheid gelaten
om dezelve of naar Archangel, of naar Petersburg te zenden, en men verzekerde
hierbij onderhandsch, dat dit laatste gedaan was om de (blz 303 )
de Hollanders tegemoet te komen, die alleen granen van Archangel uitvoerende,
aldaar wel voor honderd schepen vracht zouden vinden , en nu geene vergeefsche
reis zouden doen.
WOUTER DE JONG en twee andere
Nederlandsche kooplieden te Wologda gevestigd, hadden betoogd,
dat zij aan meer dan vijfentwintig duizend menschen den kost bezorgden, door
bet bewerken van den hennep. Te Petersburg waren de levensmiddelen
vijfmalen duurder, de grond en lucht te vochtig, geene huizen om den hennep
onder dak te brengen en geene menschen om ze te bewerken en voor de verzending
Dc voornaamste producten tot den uitvoer vielen in de Noordelijke deelen
des rijks en konden veel beter naar Archangel worden vervoerd dan naar Petersburg,
en ook konde men op de eerste plaats rekening maken op den uitvoer, In de
laatste niet, hetwelk noodzakelijk was om het broeijen of verstikken van
den hennep zelven.
Eindelijk kwam hier nog.bij, dat de koopman LUPS uit Moscow was overgekomen
om den Czaar zelven te spreken, en hoe hij ( blz 304 )
dezen met vrijmoedigbeid had onderrigt, dat de voorgestelde maatregelen
onmogelijk waren in de uitvoering, door dat er ten minste gedurende den
oorlog niet op en van Petersburg veilig zoude kunnen gevaren worden, en
alzoo zonde er geene genoegzame gelegenheid tot uitvoer voor de Russiscbe
waren zijn.
De Czaar stelde veel vertrouwen op de inlichtingen van dezen ervaren man,
en voornamelijk lettende op de laatste beweegreden, begon hij eindelijk
eenig gehoor te geven aan de algemeene klagten; het gevolg hier van was,
dat, hoezeer deze bepalingen niet werden ingetrokken, er in zoo verre in
dezelve eenige verandering werd gemaakt, dat van den hennep en de juchten
alleen een vierde gedeelte naar Petersburg moest worden gezonden, maar
dat het overige langs den ouden weg naar Archangel zoude mogen gaan.
Het voorbeeld van den Czaar, die zich bij deze bepalingen tegen het belang
der Hollanders scheen te verklaren, had inmiddels nog andere nadeelige
gevolgen gehad.
Te Moscow wilde men de HolIandsche kooplieden beletten om hunne waren in
het klein te verkoopen.
(blz 305)
Te Archangel wilde men wederom een matroos van elk schip ligten om den Czaar
in den oorlog te dienen. De kooplieden klaagden hier ten sterkste over,
omdat de schrik onder het varensvolk was geslagen, vooral onder de Doopsgezinden,
door wie de schippers doorgaans zeer wel gediend werden ; niemand hunner
wilde zich thans voor eenen togt naar Archangel verhuren.
De Gouverneur CARBATOFF, had aldaar staande de jaarmarkt, eensklaps den uitvoer
van granen verboden, en eischte voor de toelating vier ten honderd. Lups had
wederstand geboden en zoude het den Czaar klagen, dan de Hollandsche schippers
hadden nog voor twaalf honderd lasten scheepsruimte en maakten dus van den
nood ene deugd. Zij betaalden het geld en moesten nog eene acte teekenen, waarbij
zij betuigden hetzelve vrijwillig te doen.Eindelijk kwamen hier nog bij de klagten over nieuwe monopolien van tabak,
zout enz. in welke MENSCHIKOFF belang had; verscheidene nieuwe handelverbindtenissen
met de Venetianen en de Lubekkers, de vestiging van een Russisch handelhuis
te Amstcrdam, op de. firma van DIMETRY SOLOFFIOFF, het welk (blz 306 ), volgens
zeggen, met alle commissien van den Czaar zoude begunstigd worden, enz.
Alle deze bezwaren werden bij Hun Hoog Mogenden ter tafel gebragt, en let men
dan hierbij, op zoo vele andere nog hangende onaangename zaken, als die van
de verbrande schepen bij Helsingförs, de schade aan RUTGERS aangebragt, dc
schulden van Riga en de moeijelijkheden door de Zweedsche en Deensche kapers,
dan kan men ligtelijk nagaan, hoe lastig destijds de loop der Mosscovische
zaken was voor de Hooge regering.
In een boek van Jacobus Scheltema (1814), een resultaat van zijn historisch onderzoek, wordt het eerste (1697) en het tweede bezoek (1717) van Tsaar Peter de Grote (1672-1725) van Rusland aan Zaandam beschreven (Tsaar Peter huisje). Vanwege het gerucht dat de vorst zich in Zaandam (1717) zou bevinden, togen twee belangrijke handelaren op Rusland naar Zaandam waar zij met de vorst hebben gesproken. Wouter de Jongh (*1670, of diens zoon ca.1695-1773, maar de laatste is gezien zijn jonge leeftijd minder waarschijnlijk) wordt hierbij genoemd als "een aanzienlijk koopman".
Ook in een notariële akte van 1752 in Utrecht duikt de naam Wouter de Jong (waarschijnlijk de zoon, 1695-1773. van Wouter Sr: op:
Samenvatting: Personen:
Bijzonderheden: Toegangsnummer: 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905 |
Bronnen voor verder onderzoek:
- Reizen naar de Oostzee: Het project The Soundtoll Registers Online beoogt gegevens over circa 1,8 miljoen vaarten van handelsschepen te publiceren. Het betreft doorvaarten door de Sont, de zeestraat tussen Denemarken en Zweden, van de zestiende tot de negentiende eeuw. Opmerking: De doorvaarten van de broers Jacob en Jan Jacobs de Groot zijn door ons onderzocht en opgetekend.
- Reizen naar de Oostzeehaven Elbing geeft een overzicht van Nederlandse schepen die voorkomen in de pondtolregisters van Elbing in de periode 1585-1700.
- In de reeks Rijksgeschiedkundige Publicatiën verschenen vele delen over
de geschiedenis van de Nederlandse overzeese handel. Zie bijvoorbeeld de
samenvattingen van duizenden Amsterdamse notariële akten met betrekking tot
de Oostzeehandel (1593-1625) en circa 1400 Franse notariële
akten uit La Rochelle (1423-1585) en Bordeaux (1470-1520). Opmerking: Maar
deze perioden zijn voor ons onderzoek te vroeg.
Al deze delen zijn ook beschikbaar op internet: www.historici.nl/retroboeken/oostzeehandel of http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/mgn/#page=0&accessor=toc&view=imagePane
Behalve Hollandse Handelshuizen waren er ook andere buitenlandse huizen van commercie. Over een aantal namen van kooplieden of andere belangrijke immigranten hebben wij meer informatie gevonden.