Eilandvoogden, dominees en onderwijzers op Juist

Eilandvoogd

Op het eiland Juist werd toezicht gehouden door een eilandvoogd. Hij moest verantwoording afleggen aan de rentmeester op het vasteland ("Renthei in Norden").

Zijn taak bestond ondermeer uit:

• erop toezien dat de belastingen werden betaald
• zorgen voor veiligheid (vernielingen van duinen door o.a grazend vee voorkomen, en het uitdelen van boetes bij overtreding).
• het in veiligheid brengen van aangespoelde waren.

De instructies voor de eilandvoogd Ulrich Ubben (1779) zijn gevonden in het archief van Aurich. Opmerkelijk is dat deze zijn geschreven in de Nederlandse taal. Behalve eilandvoogd was hij ook kroeghouder en marskramer. Hij volgde voogd Diedrich Feldhausen op, die naar Norderney werd overgeplaatst (voogd op Norderney: 1779–1794) . In het staatsarchief van Aurich is een schrijven te vinden (Rep. 6 Nr 695), waarin de voogd en dominee Leiner strijd voeren over de verdeling van wrakhout (1767-1768).

Heden wordt het eiland bestuurd door een burgemeester.

Kerk

Op Juist was een Evangelisch Lutherse kerk aanwezig met een dominee (Pastor). Dopen, huwelijken en overlijdens van de inwoners van Juist werden door hem bijgehouden in een kerkregister ("Kirchenbuch)".

Heden zijn er twee kerken op Juist: een Evangelisch Lutherse en een Katholieke kerk.

School

Er was één klas voor alle schoolgerechtigde kinderen. De ouders moesten schoolgeld betalen. In perioden, dat er geen onderwijzer was, werd onderricht gegeven door de dominee. Niet alle kinderen kwamen naar school, en soms van één gezin om en om.

Uit het jaarboek Geschiedenis Norderney 1398 -1711:

• Pag. 12: „Von selbigem Eyland sind wir mit erwähntem Voigt, welcher, wie wol er altersschwach und krank, jedoch aber sich ermannete, uns zu begleiten, den 15. hujus auf die Insel Jüste (Juist) angelangt."
  Der Vogt Taden, es ist der erste, dessen Namen wir kennen lernen, scheint damals schon ziemlich lange im Dienst gestanden zu haben.
  
  
• Pag. 19: Die Absicht des Schiffers Graen, seine Güter nach Emden zu bringen, gelang nur zum kleinsten Teil. Er sagt darüber: Tyebbe Gelder sei mit sieben anderen Schiffen am 2;}. an Bord gekommen und habe sein Steuermann mit ihnen akkordiert. Anstatt nach Emden zu fahren, hätten aber fünf Schiffe die Güter nach Greetsiel und drei Schiffe nach der Insel Juist gesegelt und die Ladung dort ans Land gesetzt.
  
  
• Pag. 23:Der Schiffer ist gestern Abend spät wiederum allhier gewesen und diesen Morgen, ohne dass ich selbiges vorher vernommen, wiederum nach Emden abgereist, also dass ich demselben seine Passeporten annoch nicht abfordern können, wiewol der Vogt von der Insel Juist, Johann Wiardts, mir die Nachricht erteilt, dass Jener auch nicht willens gewesen, mir seine Pässe vorzuzeigen, sondern resolviret, selbige Ew. Hochf. Durchlaucht selbst zu präsentiren."
  
  
• Pag. 24: Zu Norden im Fräuleinhof (einem fiskalischen Gebäude) fanden sich schliesslich von der Ladung des Königs Salomon 68 Oxhoft Terpentin (ä 4 Centner), 118 halbe Fässer (ä 2 Centner), 65 ganze Fässer Prünellen (ä 9 Centner), 51 halbe (ä 4^2 Centner), 37 ganze Fässer Prünellen, aber nass, und 12 halbe ebenfalls nass; 28 Fässer Sirup (ä 9 Centner) und 80 Stück Nussbaumbretter.

  Ende Dezember wurden die ganzen Güter zu Norden in öffent- licher Ausmienerei (wie man in Ostfriesland sagt) verkauft. ^ Gelöst wurden 12,690 fl, wovon 1545 fl Unkosten abgingen.

  Die Frachten der Borkumer, Juister und Greetsieler Schiffer spielen hierbei eine Hauptrolle.

• Pag 28: Elias Tilen aus Goslar wurde 1697 Prediger auf Juist, da er aber das Abendmahl nicht austeilen wollte, setzte man ihn 1704 an die Armenschule.

En inschrijvingen van diverse Pastors in andere plaatsen: Zie verder >>