Vele familieleden waren schippers. Zij voeren op schepen, die al of niet hun eigendom waren. Op deze pagina staan de namen van schepen, die wij hebben kunnen achterhalen.
Schip
met Lading bij Norderney vergaan,
volk geborgen, dec
1770
Van Jacob (1727-1775, zoon van Berend Jacobs) zijn drie (mogelijk 4) schepen bekend:
“Jonkvrouwe Maria”
Kofschip met zijzwaarden, LxBxD = 24x6x2,6m, nieuw uitgehaald 1755. Door Jacob gevoerd tot 1764
Leeuwarder Courant van 1766:
De secretaris B. Suiderbaan en advocaat P.A. Bergsma
presenteren bij strijkgeld te verkopen in Dokkum o.a:
“No XI. Een Agste Portie van ‘t Koffeschip De Jongvrouw Maria Genaamt,
door Jan Jansen Rowaan gevoert, lang 80, wijd 20 en hol 8 1/2 voeten,
in den jaare 1755 nieuw uitgehaald, en leggende althans tot Amsterdam”
In de Averijgrossen van Amsterdam (gevonden en ons opgestuurd door Marjolijn Flobbe) is een schade tengevolge van ijsgang genoteerd. Dit speelde zich af bij Texel in december 1962 komende van Gothenburg (Zweden). Jacob staat hierin als schipper genoteerd op het schip de "Jonkvrouwe Maria".
... voor Scheepenen beeedigt door Stuurman, en twee Matroosen Gevaaren hebbende op 't schip genaamt de Jonkvrouwe Maria, gevoert bij Schipper Jacob
Jacobsz de Groot, (waarbij in substanties Blijkende) Dat het voortz.
Schip te Gottenburg beladen zijnde met Stukgoederen in behoorlijke Staat den
27, November 1762 vandaar is vertrokken..
Averij grosse deel 1,
Averij grosse deel 2
Notariële akten van Amsterdam: hierin wordt dit schip genoemd met data 1761, 1762 en 1763
“Sibillina & Hillegonda”
Uit een bericht in de Leeuwarder Courant van 1766 wordt een aandeel in het schip van Jacob verhandeld:No
XI. Een agste Portien in 't Koffeschip De Jongvrouwe Maria genaamt ,
door Jan Jansen Rowaan wordende gevoert,
lang
80, wijd 20 en hol 5 , in den jare 1755 nieuw uitgehaalt, en leggende thans
tot Amsterdam.
No
XII. 3/32ste Portien in het Koffeschip SIBILLINA en HILLEGONDA,
door Jacob Jacobs de Groot gevoerd, lang 88, wijd 22½ en hol 10½ voeten
(ca.
27 x 6.75 x 3.2m), in het jaar 1764 nieuw uitgehaald (= gebouwd), zijnde op
reis naar Noorwegen.
No XIII:1/16de Part in 't koffeschip ANNA MARIA en ELISABETH genaamt, lang 83, wijd 20 2/3 en hol 9 1/3 voeten, in den jaare 1764 nieuw uitgehaald, leggende thans te Harlingen.
Opmerking: in een Van Sluijslijst wordt ook voor dit laatste schip Jacob Jacobs de Groot als schipper (kaptein) vermeld.
Notariële akten van Amsterdam: hierin wordt dit schip genoemd met data 1764 en 1767
Een schip met de naam SIBILLINA en HILLEGONDA wordt in 1780 genoemd in de Amsterdamsche Courant van 15 januari 1780 en in de Nederlandsche Jaerboeken van 1780. Het schip met schipper Jan Gerrit Tal uit Dokkum (zoon van grootschipper Gerrit Jansen Tal) was op weg naar Nantes (Fr) en werd begeleid door een convooi van Nederlandse oorlogsschepen. Op het Kanaal werd het schip, geladen met hennep en staven ijzer, na een schotenwisseling, door de Engelse Zeemacht in beslag genomen. Dit schip heeft dezelfde naam als het schip voorheen bevaren door Jacob Jacobs de Groot. Blijkbaar is het in 1770 verloren schip de "Anna Maria Elisabeth" geweest.
Uit: Lettres Hollandaises |
Uit een lijst van J. van Sluijs (Scheepvaartmuseum Amsterdam):
Ned. jaarboek: Sibbillyna Hillegonda, schipper Jan Gerritsz Tal. 1780: prijs verklaard en verkocht in Engeland. Opgebracht van (admiraal) Bijland in Engeland
Reg. Feenstra. Sibbillyna Hillegonda met schipper Jacob Jacobs de Groot, Kof, in 1764 gebouwd te Dokkum, 88x22ftx101/2: 1765: 90x21ftx8 3/4;
13/9/1780, schipper G. Tal; 1780 Boekh Albert Ballings te Dokkum
Uit een lijst van J. van Sluijs (Scheepvaartmuseum Amsterdam):
Alleen het eerstgenoemde (mogelijk ook het tweede) en het derde schip behoren bij onze familie:
Sibillina Hillegonda
(Kof, bouwjaar 1764) 1766
(Anna Maria Elisabeth (Kof 1764) 1769)
Niet vermeld: De Jonge Jan & Engelina (1771-1775)
Twee Gezusters (Smak 1760) 1776-1783
Ook in de collectie van W.T. Beetstra (1916- 2007), apotheker te Workum, wordt de Anna Maria Elisabeth met schipper Jacob Jacobs de Groot genoemd.
“Anna Maria Elisabeth”
In de Leeuwarder Courant van 7, 25 en 28 sept 1769 wordt dit schip te koop aaangeboden:
De notaris E. Windelaar binnen Dokkum in qlt. als boekhouder, presenteert uit der hand te verkopen:
Zekere en extra snel zeilend en welbetuigd Kofschip; genaamd Anna Maria Elisabeth, laatst by schipper Jacob Jacobs de Groot gevoerd, Lang over steven 83, wijd binnen zijn huid 20 en hol in 't ruim 9 1/3 voet (25 x 6 x 2,8 m).
In den jaare 1764 nieuw uigehaald, met zeil en treil
en verders een zeer goed geconditioneerde inventaris, leggende in de zuiderhaven te Harlingen,
die genegen is adresseere zich bij bovengemelde notaris, die in alle billijkheid wil handelen.
Jan Jacobs de Groot (1729-1811),
de broer van Jacob, was schipper en
had in de periode 1776 - 1783 een schip van het type Smak met de naam “De Twee
Gezusters”. Het
schip was groot 50 lasten (0,5 last = 1 Brt. (Bruto registerton)= 10x10x1 ft = 100 ft3=2,83 m3),
gebouwd in Dokkum (1760) en er was 4 à 5 man nodig om het te bezeilen. De helft
was van hem en de andere helft behoorde toe aan aandeelhouders in de stad Dokkum.
In 1776 werd er een aandeel van 1/128ste portie per opbod verkocht. Met zijn
schip staat hij herhaaldelijk geregistreerd in de Sontregisters. Thuishaven
is steeds Friesland. of Dokkum en in 1782 is hij met zijn schip op Juist geregistreerd.
Het smakschip "De
Twee Gezusters" is in 1783
in Amsterdam verkocht.
Veiling in 1776 van een aandeel (1/128 portie) in het smakschip “De twee gezusters” (Leeuwarder
Courant)
De Nederlandse handels- en visserijvloot ontleende zijn snelle groei mede aan een ingenieuze eigendomsconstructie, namelijk de partenrederij. Het eigendom van een schip werd gesplitst in aandelen of parten tot 1/32e, 1/64e en soms wel 1/132e toe. De kopers daarvan deelden naar rato in de winst en waren slechts aansprakelijk tot het bedrag van hun aandeel. Via de partenrederij konden reders makkelijk kapitaal mobiliseren van dikwijls vrij kleine beleggers. Tegelijk bood de constructie beleggers gelegenheid hun risico te spreiden door aandelen te nemen in verscheidene schepen. Zo kon een relatief kapitaalarme streek als Holland al in de 15e eeuw beginnen met de opbouw van een indrukwekkende koopvaardijvloot (zie het bericht in de Leeuwarder Courant). Overigens kende men in Duitsland ook de eigendomsconstructie van de partenrederij (zie ons verhaal over de geschiedenis van Hamburg)
Notariële akten van Amsterdam: hierin wordt dit schip genoemd met data 17 feb 1761 (lading beschadigd door storm en woeste zee) en 1774.
Berend (1773-1829), zoon van Jacob Jacobs de Groot, en getrouwd met Rena Mos, was ook schipper. Van hem is alleen zijn laatste schip "De Hoop" bekend. In 1829 stierf hij aan boord van dit schip in Wichelen (gemeente Oudenaarde bij Dendermonde, in het huidige België). Van zijn tijd op Juist is nog niets over een naam van zijn schip gevonden.
Tjalk, zie >>
Barend (1815-1887), een zoon van Berend Jacobs de Groot, was eveneens schipper. Van hem is een schip "De Vier Gebroeders" bekend, een tjalk. Deze gegevens zijn ontleend aan een patiëntenregister van het Binnengasthuis in Amsterdam. Hij was in 1886 (2 - 16 juli), een jaar voor zijn overlijden, 14 dagen verpleegd voor een huidwond (carcinoom?). De tjalk lag toen bij de Bantammerbrug (Kromme Waal). De Bantammerbrug is sinds 1890 een vaste brug, maar was daarvoor een ophaalbrug en vormde een verbinding tussen de Stormsteeg en de "Bantemerstraat".
De schepen waren toen nog van hout. Eind 19de eeuw ging men over tot het bouwen van stalen schepen.
Fregat
Albert Jansen de Groot, zoon van Johan Jacobs de Groot en Haatje Onnen, is geboren op 21 aug 1771 op Juist en overleden (60j) op 22 aug 1831 te Rotterdam. Hij was matroos op het fregatschip de "Maas- en Rottestroom".
Scheepsgegevens >>
Bouwjaar 1811 (Delfshaven), aandeelhouders (partenrederij), zeebrief (1814), Turkse pas, schade (1816 , Kaap de Goede Hoop).
Van onze familieleden op Juist hebben we van 21 kunnen achterhalen dat ze voeren. Op één na allemaal schippers. Van hen zouden er 4 overlijden op zee. Bijna allemaal verdronken. Van twee vrouwen is bekend dat ze schipperse waren. We weten niet hoeveel gezinnen meevoeren op de schepen. Waarschijnlijk niet veel, want buiten Nederland was dat op de zee- en binnenvaart niet de gewoonte. In Nederland later wel, als binnenvaartschepen vanaf de 18e eeuw ook de zee op gaan. Men deed dat uit concurrentieoverwegingen, want aan gezinsleden hoefde men geen gage te betalen en bovendien was ook geen huis op de wal nodig.
Onne Janssen Sr.Geboren in 1700 en zoon van Johann(/Jann) Hillrichs en Stientje Janssen. Hij trouwde voor de eerste maal rond 1725 en daarna in 1735 met Anna Margareth Altmann, die in dat zelfde jaar overleed en daarna trouwde hij rond 1737 voor de derde maal. Hij had 3 kinderen. Woont sinds 1747 in Loog. Verloor in 1759 zijn schip op zee. Een volgend schip moest hij in 1771 verkopen wegens gebrek aan vracht. Werd in dat jaar in het register arm en onvermogend genoemd en werd onderhouden door zijn zoon. Is dan weduwnaar. Onne stierf in 1778.
|
Hillerck/Hilrich OnckenGeboren in 1718 en zoon van Hockje Hillrichs en Onke Ulrichs. Hij trouwde in 1752 met Etje Gerjets, die in 1734 geboren werd. Zij kregen 8 kinderen. Hun dochter Anna Elisabeth verdronk op 12 jarige leeftijd in 1784 op het strand bij de garnalenvangst. Sinds 1754 woonden ze in Ostdorf en Hilrich was sinds 1768 bekend als schipper. In 1773 verloor hij zijn schip bij Jutland. In 1778 is hij weer schipper. In 1782 had hij een schip met de naam “Anna Elisabeth”. Een smak van 30 lasten, in Groningen gebouwd en met een bemanning van 3. Hilrich stierf in 1795 en zijn weduwe in 1808. Beiden werden op Juist begraven. |
Uit belastinglijsten voor de inwoners van Juist vonden wij gegevens over de schippers van Juist.
In het Niederländisches Landesarchiv-Staatsarchiv in Aurich worden oude documenten over Juist bewaard. We vonden daar belastingregisters uit de tweede helft van de 18e eeuw (1754-1766) en uit 1825. Deze registers geven een aardig beeld over o.a. de welvaart (of armoede) van de achippers op het eiland.
In het jaar 1758 worden er 28 schippers genoemd die een schip hebben. In 1765/66 is Juist nog relatief welvarend. Het eiland telt 69 huishoudens en er zijn 25 schepen geregistreerd. Van die 69 huishoudens is bij tenminste 25 daarvan vermeld dat het gezin arm is, of de vader op zee omgekomen is.
Van een aantal van hen de gegevens die in de register van 1765/66 vermeld staan :
Jan JürgensGeboren op 19 dec. 1731, woont in Loog van 1770-1775. Is op 26 dec. 1757 getrouwd met Antje Eilers. Is in de nacht van 15 op 16 nov. 1775 verongelukt op zee (44j) tesamen met Jacob Jacobs de Groot (48j). De weduwe van Jan Jürgens stierf op 3 dec. 1776 in de leeftijd van 36 jaar; ook hun laatste 3 kinderen stierven in dat jaar, en wel aan een zeer besmettelijke ziekte. |
Peter Warner(s Fisser)Hij woont in 1767 waarschijnlijk in Loog.
Vanaf 1771 in de Dellert. Had in 1772 een klein schip gekocht. Woont
jan. 1775 sinds een half jaar niet meer thuis. Straatarm. Heeft 6
kinderen. Trouwt na het overlijden van zijn vrouw Albertje Claassen
(1773), met zijn schoonzus Tete Claassen (1778), weduwe van Onke
Jacobs. |
Verder is er ons een lijst toegestuurd door Onno Fisser met schippers met de naam De Groot >>.